Saturday, January 20, 2007

Familiedrama.


Detail van Panorama Mesdag.
Twee tantes, de jongste zusters van mijn moeder, waren ‘fout’ in de oorlog. Beiden hadden ‘iets’ met Duitse officieren. De oudste van de twee was lerares in Terneuzen en de jongste was na de HBS nog thuis op de boerderij om voor mijn grootvader het huishouden te doen. De jongste zoon, mijn oom Piet, bleef na de middelbare landbouwschool thuis om het meeste werk van mijn grootvader over te nemen. Oom Piet was fel anti Duits. De andere vier broers en een zus van mijn moeder waren in de tijd van dit verhaal al de wereld in getrokken.
Kort voor de bevrijding van Borssele, november 1944, verdwenen genoemde tantes om aan bijltjesdag en wat daarna volgde te ontkomen. Mijn moeder heeft als hun oudste zuster daar een belangrijke rol in gespeeld. De jongste, mijn tante Nel, vluchtte naar Duitsland. In de zomer van ’45, dus na de algemene bevrijding, dook mijn tante Nel weer op. Ik weet van de problemen van het geheugen en van herinneringen, ik probeer een reconstructie te maken waar mijn herinneringen in passen.
Een nicht van mijn grootvader was hoofd van de verpleging van het krankzinnigengesticht ‘Zon en Schild’ in de bossen bij Amersfoort. Tante Nel was daar plotseling aangekomen en kon er maar kort blijven. Mijn moeder pakte twee koffers en vertrok met mij(!) onder hevig protest van mijn vader.
De nacht in ‘Zon en Schild’ herinner ik me goed door de geluiden van de patiënten. De volgende morgen vertrokken tante Nel en ik naar den Haag. Zoals ik voor mijn moeder een alibi was op de reis naar ‘Zon en Schild’, haar zoontje moest als astmapatiënt naar de bossen bij Amersfoort, zo was ik de volgende dag een alibi voor mijn tante die haar neefje naar Den Haag moest brengen. In Den Haag werden wij op het station afgehaald door oom Corstanje. Vanaf dat moment herinner ik me niets meer van tante Nel. Waarschijnlijk is zij direct door tante Corstanje ergens veilig ondergebracht. Ik bleef een week in Den Haag en ben daar zo vreselijk verwend dat ik geen kans kreeg om me maar een moment onwennig te voelen, laat staan heimwee te krijgen. Een van de redenen van die verwennerij vertelden mijn oom, tante en nichtje me jaren later. Toen ze mij vroegen hoe ik me daar voelde zei ik hen het heel leuk te vinden en dat ik mijn nichtje zo mooi en lief vond. Mijn nichtje was vijftien, ik tien en kennelijk had ik nog geen puberale hormonen zodat ik onbevangen mijn gevoelens kon blootgeven. Zelf herinnerde ik mijn ontboezeming niet maar gelukkig zij alle drie heel goed.
Die week ben ik met hen naar een circus geweest, hebben we het planetarium van de Haagse Courant bezocht en Panorama Mesdag.
De terugreis naar huis ging per stoomboot van Rotterdam naar Terneuzen, waar ik afgehaald werd door mijn zusje Nel die vijf jaar ouder was dan ik. Van die reis en de thuiskomst in Borssele zou ik weer een verhaal als dit kunnen schrijven.
De lezer kan mijn verhaal waarschijnlijk wat beter aanvoelen als hij weet dat mijn tantes bloedmooie meiden waren, dat heeft bij vriend en vijand zeker een extra dimensie aan de gebeurtenissen gegeven.

2 comments:

Anonymous said...

Mooi verhaal, roept om vervolg. Hoe verging het de oudste tante, de lerarres? En kon je in de zomer van '45 al per boot van Rotterdam naar Terneuzen?

Anonymous said...

Ook nooit geweten dat je met de boot van Rotterdam naar Terneuzen kon. Heb jarenlang in dat spuuglelijke Terneuzen gewoond en toen kon je vanaf Breskens of Perkpolder nog naar de overkant van de Schelde. Da's er nu ook al niet meer bij.