Wednesday, January 24, 2007

Familiedrama, vervolg.


Carlos van Begijnbos, de Vlaamse kampioen zesjarige hengsten 2005.
Voor dit vervolg van ‘Familiedrama’ heb ik geen kans gezien het in twee verhalen te splitsen. De komst van mijn neefjes en nichtje en de ontknoping van het drama zijn zo verweven met elkaar dat het toch een geheel is gebleven.
Vervolg:
Na het vertrek van mijn jongste twee tantes was het tot omstreeks zomer 1946 betrekkelijk rustig op de hoeve van mijn grootvader. Mijn oom Piet had de dagelijkse leiding, er waren twee vaste knechten en in het zomerseizoen kwamen daar nog dikwijls losse werkkrachten bij..

Mijn grootmoeder Dekker heb ik niet gekend, zij overleed aan kanker voor mijn geboorte in ’35. Mijn moeder was de oudste dochter van negen kinderen. In aflopende leeftijd: Jan, mijn moeder, Frans, Jo, Wim, Adriana, Janna, Nellie en Piet.

De jongste, mijn oom Piet, was even oud als mijn broer Adrie. In 1920 nam Jan zijn spaarcenten op en vertrok naar Canada. Bij het vertrek op ‘De Kop van Zuid’ in Rotterdam sprak hij de familie toe met de historische woorden: ‘Ik verlaat het zinkende schip’. Twee jaar later vertrok Frans, hij werd planter in Indonesië. Wim pachtte een boerderij in de Wieringermeerpolder, Jo kocht een kleine boerderij in de polder Borsselse. Piet is tot aan zijn dood op de familieboerderij gebleven, en op dit moment leidt een zoon van hem het bedrijf.

De rust duurde niet lang. Mijn grootvader ontving een brief van de regering dat de drie kinderen van zoon Frans in Indonesië op transport naar Nederland waren gezet. De familie wist wel dat Frans in een Jappenkamp was overleden, maar niemand wist dat hij kinderen had. Het bericht schokte de familie. Had hij dan ook een vrouw? Frans bleek niet getrouwd, maar hij had de kinderen kennelijk wel op zijn naam laten registreren. Drie kinderen, een meisje van vijftien en twee jongens van dertien en tien. Ze kwamen kort na ontvangst van de brief in Borssele aan. Hun Indonesische moeder had met haar dochtertje Annie en jongste zoontje Frans het vrouwenkamp overleefd. Mijn oom Frans was samen met zijn zoontje Dick in het Jappenkamp geïnterneerd geweest en alleen Dick had dat overleefd. Omdat oom Frans niet getrouwd was meende de Nederlandse regering het recht of de plicht te hebben de kinderen bij hun natuurlijke moeder weg te halen en naar Borssele te transporteren! Na familieberaad werd mijn nichtje Annie in het gezin van oom Jo en tante Keetje ondergebracht. Mijn tante Keetje was de ultieme moederfiguur. Ik kwam veel in haar gezin, ook vanwege mijn nichtje Rietje dat even oud was als ik en waar ik het altijd heel goed mee kon vinden. In ieder geval was dit de beste plek voor Annie. Dick en Frans kwamen op de boerderij van mijn grootvader terecht.

Helaas weet ik niet wanneer tante Janna en tante Nellie vanuit hun schuilplaatsen terugkeerden naar Borssele. Waarschijnlijk ’48 of ’49. Janna deed dat alleen om vanuit haar ouderlijk huis te trouwen met haar Vlaamse neef Frans die ze in Retranchement had leren kennen. Vooraf had mijn moeder, weer met mij(!), een tweedaags bezoek aan Frans en Janna in Retranchement gebracht. Het enige wat ik me daarvan herinner is de mooie tweejarige hengst (ras en kleur zoals Carlos hierboven) die er op stal stond. Kort na hun huwelijk zijn zij naar Frankrijk geëmigreerd, waar ze niet ver van Auxerre een boerderij kochten. Mijn tante Nel kwam bij mijn grootvader terug om voor hem, haar neven Dick en Frans en haar broer Piet het huishouden te doen. De verhouding tussen tante Nel en mijn oom Piet was zo slecht dat Piet een huis huurde niet ver van de boerderij en niet lang daarna trouwde. Mijn twee ‘foute tantes’ zijn teruggekomen toen de haat tegen mensen die ‘fout’ waren geweest geluwd was. Geen van tweeën is lid geweest van de NSB, ze hielden zich nooit met politiek bezig. Mijn broer Adrie, zijn vriend Hans Warren en oom Piet waren alle drie even oud, ze kenden elkaar heel goed en waren fel anti Duits. Ik geloof dat Adrie en Hans nooit meer op de boerderij van mijn grootvader zijn geweest zolang tante Nellie daar woonde! Wel kwam grootvader Dekker dikwijls naar het dijkhuis als voorzitter van de ingelanden om met Adrie over het waterschap te praten.

Mijn neef Dick werd machinist op de grote vaart en bevoer alle wereldzeeën, Frans werd bouwkundig tekenaar. Mijn tante Nel bracht onrust in de familie toen zij op een gegeven moment hoogzwanger bleek. Ze verliet Borssele nooit en ze kwam zelden onder de mensen. Mijn moeder eiste dat ze de vader bekend zou maken maar tante Nel zei niets. De vader bleef onbekend, misschien bij velen tegen beter weten in. Het kind was een schattig jongetje waar ik veel mee gespeeld heb. Twee jaar later werd een tweede kind geboren en maakte de vader zich bekend. Hij, de vader, mijn neef Frans was toen 18 jaar. Mijn tante Nel heeft de familierelaties zwaar verstoord door haar neefje in bed te nemen. Frans en zij verhuisden naar Middelburg waar hij dicht bij zijn werk een huis kon huren. Oom Piet trok weer bij mijn grootvader in, nu met vrouw en kind. Grootvader heeft nog jaren een rustige en verzorgde oude dag gehad. Oom Piets vrouw was en is een schat. Wanneer ik in Zeeland kom bezoek ik haar altijd, vorige zomer was ik nog bij haar met Piffin.

Tante Nel en Frans hebben geen geluk gekend. Frans stierf aan kanker voor zijn dertigste en Nellie is nog geen vijftig geworden. Ik heb hen in Middelburg verschillende keren opgezocht, het waren mensen geworden die warmte en liefde van hun omgeving misten. Dick en Annie zijn later op zoek gegaan naar hun Indonesische moeder, hebben haar gevonden, een huis voor haar gekocht en goede zorg geregeld. Gelukkig zijn er dus ook mooie gebeurtenissen in mijn familie!

1 comment:

Anonymous said...

Mooi verhaal over je familie. Was je een Theun de Vries dan had er in deze verhaalstof een trilogie gezeten. Veel dank.