Friday, December 31, 2004
Acrobaten in onze tuin.
Maandag 11 november kwamen Warner de Wilde en Patrick de Jong divers dun-& snoei-& kapwerk door de gehele tuin (hun omschrijving) doen. Hier zie je Warner in de berk naast de vijver, hij steekt ver boven ons huis uit. Voor hij naar boven ging was het nog een grote boom, als hij straks beneden komt is de hele berk weg!
Thursday, December 30, 2004
De kus voor Tal.
In juli 2001 speelden mijn vriend Jeremy en ik in het schaaktoernooi in Gent. Ik schreef daar 9 december over op mijn blog.
Dezelfde dag dat Jeremy de foto van De Saedeleer en mij maakte stond er achterin de toernooizaal een Rus met een tafel schaakboeken. Hij sprak goed Duits en toen hij begreep waar mijn interesse vooral naar uitging kwam er van onder de tafel een koffertje met Russische boeken tevoorschijn. Alleen al voor de prachtige foto op de cover kocht ik een boek dat ik niet kan lezen! Het is de kus die Tal van zijn vrouw kreeg toen hij in 1961 wereldkampioen werd.
Tuesday, December 28, 2004
Monday, December 27, 2004
Elias Canetti.
De gemeenschappelijke richting van
een kudde dieren die samen op de
vlucht zijn, zou je hun ‘overtuiging’
kunnen noemen.
Wie een bevel uitvoert wordt voor
het leven verminkt door een pijlpunt
die altijd in het lijf blijft steken.
een kudde dieren die samen op de
vlucht zijn, zou je hun ‘overtuiging’
kunnen noemen.
Wie een bevel uitvoert wordt voor
het leven verminkt door een pijlpunt
die altijd in het lijf blijft steken.
Sunday, December 26, 2004
De Russische harddraver.
Van mijn vader heb ik 34 prentbriefkaarten van paarden. Allen naar het beroemde album van O.Eerelman. Hij heeft die in de jaren twintig van de vorige eeuw voor hooguit 10 cent gekocht. Op Internet vraagt men voor de originele kaarten inmiddels meer dan 10 euro.
Wanneer ik geen illustratie bij mijn stukjes heb zal ik er steeds een uit die 34 boven zetten.
Je gelooft wat je ziet.
Gisteravond liet mijn zoon Michiel me, vanuit Toronto, twee meetkundige figuren zien. Ik geloofde niet alleen wat ik zag, maar ging ook een (wiskundige) nonsensredenering opzetten om te bewijzen dat wat ik zag echt waar was.
Eliane had me al in verband met de Nationale Wetenschapsquiz (NWQ) gezegd dat ik te naïef was. Zij heeft makkelijk praten en idem Michiel want die hebben een opleiding als beeldend kunstenaar. Zij hebben leren kijken en als je een poosje met ze optrekt wordt je daar geregeld mee geconfronteerd. Ze zien veel meer dan ik en ze geloven dat ook niet allemaal.
Dit brengt me bij de “Open Vraag”, van de NWQ van dit jaar. Die vraag luidde: zien vrouwen anders dan mannen en zo ja verklaar dat.
Ik stuurde de NRC onmiddellijk mijn oplossing:
JA
Als man uit mijn tent komend kijk ik of er
a) een concurrerende man te zien is die verjaagd of gedood moet worden
b) een prooidier of een gevaarlijke beer te zien is
c) een vrouw is om mee te paren.
Zo niet, dan kijk ik niet verder en begin nieuwe pijlen te maken.
Mijn vrouw ziet echter veel meer en gedetailleerd. Zij ziet of er bessen, vruchten of maden/wormen te vinden zijn voor het eten. Is er water om de kinderen te baden, zijn er schorpioenen of slangen in de buurt. Is er een goed plekje waar de kleintjes kunnen spelen?
Helaas werd ik geen prijswinnaar. Germaine de Ruiter werd wel één van de vijf winnaars. Zij schreef:
Ja.
'Kijk alleen al naar het verkeer'.
'Mannen rijden vaker door rood, omdat zij kleuren anders zien. Ook missen ze vaak verkeersborden (vooral verbodsborden). Daarnaast zien mannen wel troep, maar niet hun eigen troep. Kortom, mannen zijn oost-indisch blind!'
Ja wat Germaine ziet kàn ik niet zien dus zij wint terecht.
Het geloven wat we zien is wereldwijd een ramp, nu en in het verleden, maar daar wil ik het op tweede Kerstdag niet over hebben.
Het mooiste voorbeeld van de onzin die we dagelijks horen en zien gaf een vier jarig jongetje in ik@nrc.nl . Voor het naar bed gaan, in de verwarring van Sinterklaas en Kerst, vroeg hij aan zijn vader: “is Jezus al in het land?”.
Eliane had me al in verband met de Nationale Wetenschapsquiz (NWQ) gezegd dat ik te naïef was. Zij heeft makkelijk praten en idem Michiel want die hebben een opleiding als beeldend kunstenaar. Zij hebben leren kijken en als je een poosje met ze optrekt wordt je daar geregeld mee geconfronteerd. Ze zien veel meer dan ik en ze geloven dat ook niet allemaal.
Dit brengt me bij de “Open Vraag”, van de NWQ van dit jaar. Die vraag luidde: zien vrouwen anders dan mannen en zo ja verklaar dat.
Ik stuurde de NRC onmiddellijk mijn oplossing:
JA
Als man uit mijn tent komend kijk ik of er
a) een concurrerende man te zien is die verjaagd of gedood moet worden
b) een prooidier of een gevaarlijke beer te zien is
c) een vrouw is om mee te paren.
Zo niet, dan kijk ik niet verder en begin nieuwe pijlen te maken.
Mijn vrouw ziet echter veel meer en gedetailleerd. Zij ziet of er bessen, vruchten of maden/wormen te vinden zijn voor het eten. Is er water om de kinderen te baden, zijn er schorpioenen of slangen in de buurt. Is er een goed plekje waar de kleintjes kunnen spelen?
Helaas werd ik geen prijswinnaar. Germaine de Ruiter werd wel één van de vijf winnaars. Zij schreef:
Ja.
'Kijk alleen al naar het verkeer'.
'Mannen rijden vaker door rood, omdat zij kleuren anders zien. Ook missen ze vaak verkeersborden (vooral verbodsborden). Daarnaast zien mannen wel troep, maar niet hun eigen troep. Kortom, mannen zijn oost-indisch blind!'
Ja wat Germaine ziet kàn ik niet zien dus zij wint terecht.
Het geloven wat we zien is wereldwijd een ramp, nu en in het verleden, maar daar wil ik het op tweede Kerstdag niet over hebben.
Het mooiste voorbeeld van de onzin die we dagelijks horen en zien gaf een vier jarig jongetje in ik@nrc.nl . Voor het naar bed gaan, in de verwarring van Sinterklaas en Kerst, vroeg hij aan zijn vader: “is Jezus al in het land?”.
Saturday, December 25, 2004
Bekende Nederlander?
Het NRC Handelsblad vroeg een poos terug naar de grootste Irritaties van de lezers. Donderdag 23 dec. stond mijn inzending op pagina 12 van Opinie & Debat:
Muzak in Winkels.
Mijn grootste irritatie is de herrie die we maken. Op het Gelderse dorp waar ik woon is dat zeker niet minder dan in de grote stad. Grasmaaiers in de zomer, bladblazer in de herfst, motorzagen in voor- en najaar, F16’s die weten dat vanuit zo’n dorp toch geen protesten komen als ze op dertig meter overvliegen, het kan niet op.
Voor mijn persoonlijk leven had dit jaren geleden al gevolgen. Ik kon niets meer kopen vanwege de muzak die het me onmogelijk maakte in desbetreffende winkels te verblijven.
Tot het moment dat mijn zoon me belde; “Pa, wij hebben hier in Rotterdam een geweldige winkel gevonden, geen muzak en toch prachtige kleren”.
De volgende zaterdag er heen. Geweldig , twee bijzonder aardige jongens en ik verliet niet alleen met een heel mooie spijkerbroek maar ook met idem jas, overhemd en sokken de winkel.
Later bleek dat onze zoon stiekem vooruit holde en de jongens waarschuwde dat ik er aan kwam. Dan ging de muziek uit en de deur open. Helaas, ze zijn verhuisd naar Groningen.
Gisteren, vrijdag 24 dec. kwam dezelfde krant op de Achterpagina weer met mij. De krant had gevraagd om een persoonlijk lijstje.
Ik heb dat lijstje 12 december al op mijn blog gezet: "Wat mijn dag goedmaakt" onder de kop NRC Handelsblad.
De gepubliceerde bijdragen worden beloond met het "Lijstenboek. Het onmisbare handboek voor merkwaardige informatie " van Wallechinsky & Amy Wallace.
Ik heb nog twee ijzers in het vuur bij de NRC, namelijk twee inzendingen voor "Het Idee 2005".
Als ik met één daarvan scoor kan dat vraagteken bovenaan dus echt weg!
Helaas is mijn oplossing voor de Bonusvraag van de Nationale Wetenschapsquiz niet in de prijzen gevallen.
Muzak in Winkels.
Mijn grootste irritatie is de herrie die we maken. Op het Gelderse dorp waar ik woon is dat zeker niet minder dan in de grote stad. Grasmaaiers in de zomer, bladblazer in de herfst, motorzagen in voor- en najaar, F16’s die weten dat vanuit zo’n dorp toch geen protesten komen als ze op dertig meter overvliegen, het kan niet op.
Voor mijn persoonlijk leven had dit jaren geleden al gevolgen. Ik kon niets meer kopen vanwege de muzak die het me onmogelijk maakte in desbetreffende winkels te verblijven.
Tot het moment dat mijn zoon me belde; “Pa, wij hebben hier in Rotterdam een geweldige winkel gevonden, geen muzak en toch prachtige kleren”.
De volgende zaterdag er heen. Geweldig , twee bijzonder aardige jongens en ik verliet niet alleen met een heel mooie spijkerbroek maar ook met idem jas, overhemd en sokken de winkel.
Later bleek dat onze zoon stiekem vooruit holde en de jongens waarschuwde dat ik er aan kwam. Dan ging de muziek uit en de deur open. Helaas, ze zijn verhuisd naar Groningen.
Gisteren, vrijdag 24 dec. kwam dezelfde krant op de Achterpagina weer met mij. De krant had gevraagd om een persoonlijk lijstje.
Ik heb dat lijstje 12 december al op mijn blog gezet: "Wat mijn dag goedmaakt" onder de kop NRC Handelsblad.
De gepubliceerde bijdragen worden beloond met het "Lijstenboek. Het onmisbare handboek voor merkwaardige informatie " van Wallechinsky & Amy Wallace.
Ik heb nog twee ijzers in het vuur bij de NRC, namelijk twee inzendingen voor "Het Idee 2005".
Als ik met één daarvan scoor kan dat vraagteken bovenaan dus echt weg!
Helaas is mijn oplossing voor de Bonusvraag van de Nationale Wetenschapsquiz niet in de prijzen gevallen.
Thursday, December 23, 2004
Het Natuurkundig Genootschap der Dames.
In augustus dit jaar bracht Gerard Burgers een kopie van het artikel “A Women’s Scientific Society in the West” door Margaret Jacob en Dorothee Sturkenboom voor me mee. Jacob is verbonden aan de Universiteit van Calefornië, Sturkenboom aan de Vrije Universiteit van Amsterdam.
Sturkenboom heeft uitvoerig onderzoek gedaan naar de geschiedenis van het Natuurkundig Genootschap der Dames (1785-1887).
Dit Genootschap uit Middelburg is voor zover men weet wereldwijd uniek in de geschiedenis.
Sturkenboom heeft nu in het verlengde van haar onderzoek een historische roman “De elektrieke kus” geschreven. Het boek beschrijft de werkelijke gebeurtenissen en personen uit de tijd van het Genootschap en wisselt die af met fictie waarin we lezen over het wel en wee van alle dag van de hoofdpersonen.
In het eerste hoofdstuk veilt boekhandelaar Van Benthem de nalatenschap van jonkvrouwe Schorer en ziet kans te zorgen dat de elektriseermachine van de zusters Schorer bij de weduwe Van Citters terecht komt. Voor mij een goeie reden om een plaatje van een elektriseermachine, met toelichting, toe te voegen.
Het is mooi dat Dorothee Sturkenboom dit boek geschreven heeft, vooral voor lezers met wetenschappelijke interesse is het kostelijk. Wel is schrijnend dat voor een historisch onderzoek zoals dat van Sturkenboom, geïnitieerd en betaald door de National Science Foundation, in Nederland kennelijk geen belangstelling bestond.
Bravo voor Jacob en Sturkenboom! Het hoe en waarom van de elektrieke kus is te mooi om niet zelf te lezen.
Sturkenboom heeft uitvoerig onderzoek gedaan naar de geschiedenis van het Natuurkundig Genootschap der Dames (1785-1887).
Dit Genootschap uit Middelburg is voor zover men weet wereldwijd uniek in de geschiedenis.
Sturkenboom heeft nu in het verlengde van haar onderzoek een historische roman “De elektrieke kus” geschreven. Het boek beschrijft de werkelijke gebeurtenissen en personen uit de tijd van het Genootschap en wisselt die af met fictie waarin we lezen over het wel en wee van alle dag van de hoofdpersonen.
In het eerste hoofdstuk veilt boekhandelaar Van Benthem de nalatenschap van jonkvrouwe Schorer en ziet kans te zorgen dat de elektriseermachine van de zusters Schorer bij de weduwe Van Citters terecht komt. Voor mij een goeie reden om een plaatje van een elektriseermachine, met toelichting, toe te voegen.
Het is mooi dat Dorothee Sturkenboom dit boek geschreven heeft, vooral voor lezers met wetenschappelijke interesse is het kostelijk. Wel is schrijnend dat voor een historisch onderzoek zoals dat van Sturkenboom, geïnitieerd en betaald door de National Science Foundation, in Nederland kennelijk geen belangstelling bestond.
Bravo voor Jacob en Sturkenboom! Het hoe en waarom van de elektrieke kus is te mooi om niet zelf te lezen.
Elektriseermachine van Wimshurst
Werking: twee plexischijven die in tegengestelde richting draaien zijn op hun omtrek met geleidende sectoren (tinblad) beplakt. Op elke plaat zijn twee diametraal tegenover elkaar staande sectoren verbonden door een geïsoleerde dwarsconductor die op de uiteinden een metaalborstel draagt. De ladingen worden van de sectoren opgezogen door twee hoefijzervormige kammen voorzien van spitsen. Deze ladingen worden op de kleine condensatoren opgestapeld, en als de lading hoog genoeg is slaat tussen de metalen knoppen een krachtige vonk over. (Katholieke Universiteit, Leuven)
James Wimshurst, 1832-1903, heeft wel de beste en bekendste eletriseermachine gebouwd.
De machine van de zusters Schorer is gezien de data van een ander type. Het Teylers Museum bezit onder anderen een elektriseermachine van Martinus van Marum gebouwd in 1784, misschien heeft de weduwe Van Citters er zo een gekocht?
Tuesday, December 21, 2004
In 1939 was de cavalerie in de meeste landen uit de legers verdwenen. Alleen in de Reichswehr was er nog een relatief groot percentage ruiters. Zij waren bewapend met karabijn, sabel en een 2,30 meter lange stalen lans. De cavaleriesoldaten die ik in 1940 Borssele heb zien binnentrekken behoorden tot de 52 Reiterschwadrone die Duitsland toen nog bezat.
In 1943 hebben de Duitsers hun cavalerie eenheden aan het Duits-Russische front (plaatje) ingezet. Juist voor de steppen waren paarden geschikter dan veel motorvoertuigen.
De grote Duitse paarderassen waren de Holsteiner, de Meclenburger, de Oldenburger en het Oost Pruissische paard. Waarschijnlijk heb ik toen wel paarden van die rassen bij ons op stal gezien. Als illustratie ook een plaatje van een Meclenburger.
Sunday, December 19, 2004
Kerst 1940
Toen in de zomer van 1940 de Duitsers Zeeland binnentrokken kregen wij inkwartiering. De koeiestal werd ingericht voor Duitse paarden en in het gereformeerde kerkje naast onze boerderij werden soldaten ondergebracht. De zolder van ons huis werd geschikt gemaakt als slaapplaats voor twee hoge officieren.
Die twee gingen ’s morgens al vroeg uit huis en kwamen ’s avonds laat weer binnen. Ik verdenk de burgemeester en de veldwachter, die tijdens de oorlog in ieder geval een beetje fout waren, van deze inkwartiering.
Als schets van de veldwachter in Borssele is het aardig over de vijfde verjaardag van “de tweeling Duvekot”, dat waren mijn broertje Piet en ik, te vertellen.
Piet en ik waren de enige tweeling in het dorp Borssele. Vijf jaar in Zeeland is een “kroonjaar” en op 9 januari 1940 stak mijn vader de vlag uit.
Ik herinner me nog goed dat Piet en ik naar de voordeur renden (niemand kwam ooit aan de voordeur) en daar de bakker met een enorme taartdoos en de veldwachter vonden.
De veldwachter kwam met het bevel de vlag weg te halen. Ik weet nog hoe geweldig trots ik op mijn vader was toen hij de veldwachter zei dat die vlag de hele dag zou blijven, bevel of niet.
De veldwachter kon een kop koffie en een stuk taart krijgen of anders onmiddellijk de “kuierlatten nemen”.
De inkwartiering van de Duitsers bij ons heeft tenminste tot in 1941 geduurd. Omstreeks kerst kwamen de officieren vragen of zij ‘s avonds op onze koffergrammofoon twee platen mochten draaien die hen waren opgestuurd. Mijn oudste broer (twintig) was fel tegen en ging die avond ook weg. Het werd een hele gebeurtenis. Toen die twee grote mannen in hun opgepoetste uniformen de stemmen van hun kinderen hoorden stroomden de tranen als een waterval. Nog nooit hadden Piet en ik mannen zien huilen en dat maakte een geweldige indruk op ons. Vader en moeder legden later uit dat Duitse officieren gewone mensen waren die van hun kinderen hielden en hen verteld hadden eigenlijk te gruwen van die hele oorlog, maar dat aan niemand konden zeggen.
Die twee gingen ’s morgens al vroeg uit huis en kwamen ’s avonds laat weer binnen. Ik verdenk de burgemeester en de veldwachter, die tijdens de oorlog in ieder geval een beetje fout waren, van deze inkwartiering.
Als schets van de veldwachter in Borssele is het aardig over de vijfde verjaardag van “de tweeling Duvekot”, dat waren mijn broertje Piet en ik, te vertellen.
Piet en ik waren de enige tweeling in het dorp Borssele. Vijf jaar in Zeeland is een “kroonjaar” en op 9 januari 1940 stak mijn vader de vlag uit.
Ik herinner me nog goed dat Piet en ik naar de voordeur renden (niemand kwam ooit aan de voordeur) en daar de bakker met een enorme taartdoos en de veldwachter vonden.
De veldwachter kwam met het bevel de vlag weg te halen. Ik weet nog hoe geweldig trots ik op mijn vader was toen hij de veldwachter zei dat die vlag de hele dag zou blijven, bevel of niet.
De veldwachter kon een kop koffie en een stuk taart krijgen of anders onmiddellijk de “kuierlatten nemen”.
De inkwartiering van de Duitsers bij ons heeft tenminste tot in 1941 geduurd. Omstreeks kerst kwamen de officieren vragen of zij ‘s avonds op onze koffergrammofoon twee platen mochten draaien die hen waren opgestuurd. Mijn oudste broer (twintig) was fel tegen en ging die avond ook weg. Het werd een hele gebeurtenis. Toen die twee grote mannen in hun opgepoetste uniformen de stemmen van hun kinderen hoorden stroomden de tranen als een waterval. Nog nooit hadden Piet en ik mannen zien huilen en dat maakte een geweldige indruk op ons. Vader en moeder legden later uit dat Duitse officieren gewone mensen waren die van hun kinderen hielden en hen verteld hadden eigenlijk te gruwen van die hele oorlog, maar dat aan niemand konden zeggen.
Saturday, December 18, 2004
Friday, December 17, 2004
Course Landaise.
In Les Landes wordt het spel dat we op het fresco uit het Museum van Herakleion zien nog gespeeld. Sinds 1830 is deze "Course Landaise" officieel georganiseerd. Het spel is zeer gevaarlijk voor de atleten en niet voor de dieren!
Het mooie plaatje en veel meer hierover kunt u vinden in "Rundvee Rassen van de wereld" van Marleen Felius.
Bull-leaping.
The "Bull-leaping" fresco. Fresco found at the Palace of Knossos
Sunday, December 12, 2004
L'esprit de finesse,
In het NRC Handelsblad van 18 december jongstleden pleitte Kees Schuit, hoogleraar sociologie aan de universiteit van Amsterdam voor het intellectuele debat.
Schuit mist in ons land de intellectuelen en dus zeker ook het intellectuele debat, dat een redeneervorm is die je volgens hem het best kunt omschrijven als l’esprit de finesse.
Gelukkig geeft Schuit voorbeelden van de enkele zeldzame intellectuelen in ons land, Karel van het Reve, Andreas Burnier, Hofland en Heldring, Bas Heijne, Jacquues van Doorn en Nelleke Noordervliet. De levenden van dit lijstje zijn dus “De laatsten der Mohikanen”.
Ook geeft Schuit een definitie van intellectuelen: personen die zich bemoeien met zaken waar ze niets mee te maken hebben, beroepshalve niet, maar ook niet naar opleiding, vakgebied of maatschappelijke positie. Schuit wijst er ons nog op dat je hier niet moet denken aan mensen die er geen verstand van hebben!
Per e-mail kreeg ik de maandag daarop van Gerard Burgers een terechte reactie dat Schuit hem was vergeten. In de volgende vertelling zal u duidelijk worden dat hij gelijk had.
Ik wil u vertellen over mijn intellectuele reizen naar schaakwedstrijden. Deze reizen begonnen toen ik voldoende invalide werd om zelf niet meer achter het stuur van een auto te mogen zitten (hier bewijst zich weer eens de enorme kracht van de beroemde stelling van één van onze grootste Nederlanders “elk nadeel heb z’n voordeel”).
Gerard kwam me vanaf dat moment halen om samen naar onze schaakevenementen te reizen. Voor we dan de Thuyalaan uit waren, waren we al in discussies over velerlei onderwerpen die voldeden aan Schuits definitie. Omdat wij het dikwijls eens waren misten we toch een soort aanjager die de spanning kon opvoeren. Gelukkig vonden we die in de persoon van Carla Bruinenberg. We hadden haar overgehaald om mee te spelen in het jaarlijkse toernooi te Hoogeveen en zo konden we negen dagen lang twee maal per dag een uur onze gedachten aan elkaar kwijt in de vorm van l’esprit de finesse. Tot deze discussievorm behoort ook: stel zelf vragen in plaats van alleen maar elkaar na te praten.
Eenmaal dreigde dit helemaal mis te gaan toen Carla en Gerard uitvoerig over hun Gymnasium opleiding begonnen. Ik werd bang de auto uit gegooid te worden of minstens niet meer mee te mogen spreken, hun Latijnse teksten gingen ook veel aan mij voorbij. Voordat bij beiden mijn lek doordrong en zij tot maatregelen konden overgaan, de auto uit gooien of (nog erger) een spreekverbod opleggen, speelde ik een troefkaart uit : mijn boerenverstand.
De beschikking over een authentiek boerenverstand heeft me al vele keren in mijn leven gered en zo ook nu. Denkend aan Schuit stelde ik de vraag tot welk ras de stier van Zeus behoorde. Deze vraag is daarna een van de hoofdproblemen van mijn blog geworden zoals u hebt kunnen zien en lezen! Carla en Gerard voldeden ook volledig aan de eis totaal geen verstand van koeien te hebben, Carla wou niet helemaal wegvallen en noemde nog gauw enkele rassen die ze haar slager wel eens had horen noemen: de Charolais en de Limosin meen ik.
Afin, ons gezelschap kon dus gelukkig bij elkaar blijven en wij drieën bogen ons over het probleem van het religen. Dat is de naam van het wel of niet bestaande zogenaamde religieuze gen. In de zestiger en zeventiger jaren was het menselijk gen taboe. De mens was een produkt van zijn opvoeding en zijn omgeving, het eventuele bestaan van biologische oorzaken voor zijn gedrag was volledig ondenkbaar en wie er over wou denken of spreken werd ten minste geestelijk vermoord (Buikhuizen!). Nu leven we in het tijdperk van de genen.
Ons reisgezelschap zit niet zo zeer met het wel of niet bestaan van het religen als wel met de vraag: waarom kiezen zoveel mensen voor een geloof en zo weinigen voor het volledig afwijzen van welk geloof dan ook?
Gerard heeft me beloofd daar ter zijner tijd met een wetenschappelijk onderbouwd betoog over te komen, Carla zal gezien haar katholieke familie het probleem van het religen moeten oplossen en ik zal mijn boerenverstand blijven lastig vallen met Europa en Zeus.
In het pas uit gekomen aardige boekje “Typisch Nederland” van Maarten van Rossum stelt hij de uitzinnige waanzin aan de orde die de Nederlander bevangt wanneer het Nederlands elftal moet voetballen en wanneer het koningshuis in opspraak is. Ik zal Carla en Gerard op onze volgende reis vragen waarom 99% van onze bevolking een oranjegen bezit. Tot nader bericht.
Schuit mist in ons land de intellectuelen en dus zeker ook het intellectuele debat, dat een redeneervorm is die je volgens hem het best kunt omschrijven als l’esprit de finesse.
Gelukkig geeft Schuit voorbeelden van de enkele zeldzame intellectuelen in ons land, Karel van het Reve, Andreas Burnier, Hofland en Heldring, Bas Heijne, Jacquues van Doorn en Nelleke Noordervliet. De levenden van dit lijstje zijn dus “De laatsten der Mohikanen”.
Ook geeft Schuit een definitie van intellectuelen: personen die zich bemoeien met zaken waar ze niets mee te maken hebben, beroepshalve niet, maar ook niet naar opleiding, vakgebied of maatschappelijke positie. Schuit wijst er ons nog op dat je hier niet moet denken aan mensen die er geen verstand van hebben!
Per e-mail kreeg ik de maandag daarop van Gerard Burgers een terechte reactie dat Schuit hem was vergeten. In de volgende vertelling zal u duidelijk worden dat hij gelijk had.
Ik wil u vertellen over mijn intellectuele reizen naar schaakwedstrijden. Deze reizen begonnen toen ik voldoende invalide werd om zelf niet meer achter het stuur van een auto te mogen zitten (hier bewijst zich weer eens de enorme kracht van de beroemde stelling van één van onze grootste Nederlanders “elk nadeel heb z’n voordeel”).
Gerard kwam me vanaf dat moment halen om samen naar onze schaakevenementen te reizen. Voor we dan de Thuyalaan uit waren, waren we al in discussies over velerlei onderwerpen die voldeden aan Schuits definitie. Omdat wij het dikwijls eens waren misten we toch een soort aanjager die de spanning kon opvoeren. Gelukkig vonden we die in de persoon van Carla Bruinenberg. We hadden haar overgehaald om mee te spelen in het jaarlijkse toernooi te Hoogeveen en zo konden we negen dagen lang twee maal per dag een uur onze gedachten aan elkaar kwijt in de vorm van l’esprit de finesse. Tot deze discussievorm behoort ook: stel zelf vragen in plaats van alleen maar elkaar na te praten.
Eenmaal dreigde dit helemaal mis te gaan toen Carla en Gerard uitvoerig over hun Gymnasium opleiding begonnen. Ik werd bang de auto uit gegooid te worden of minstens niet meer mee te mogen spreken, hun Latijnse teksten gingen ook veel aan mij voorbij. Voordat bij beiden mijn lek doordrong en zij tot maatregelen konden overgaan, de auto uit gooien of (nog erger) een spreekverbod opleggen, speelde ik een troefkaart uit : mijn boerenverstand.
De beschikking over een authentiek boerenverstand heeft me al vele keren in mijn leven gered en zo ook nu. Denkend aan Schuit stelde ik de vraag tot welk ras de stier van Zeus behoorde. Deze vraag is daarna een van de hoofdproblemen van mijn blog geworden zoals u hebt kunnen zien en lezen! Carla en Gerard voldeden ook volledig aan de eis totaal geen verstand van koeien te hebben, Carla wou niet helemaal wegvallen en noemde nog gauw enkele rassen die ze haar slager wel eens had horen noemen: de Charolais en de Limosin meen ik.
Afin, ons gezelschap kon dus gelukkig bij elkaar blijven en wij drieën bogen ons over het probleem van het religen. Dat is de naam van het wel of niet bestaande zogenaamde religieuze gen. In de zestiger en zeventiger jaren was het menselijk gen taboe. De mens was een produkt van zijn opvoeding en zijn omgeving, het eventuele bestaan van biologische oorzaken voor zijn gedrag was volledig ondenkbaar en wie er over wou denken of spreken werd ten minste geestelijk vermoord (Buikhuizen!). Nu leven we in het tijdperk van de genen.
Ons reisgezelschap zit niet zo zeer met het wel of niet bestaan van het religen als wel met de vraag: waarom kiezen zoveel mensen voor een geloof en zo weinigen voor het volledig afwijzen van welk geloof dan ook?
Gerard heeft me beloofd daar ter zijner tijd met een wetenschappelijk onderbouwd betoog over te komen, Carla zal gezien haar katholieke familie het probleem van het religen moeten oplossen en ik zal mijn boerenverstand blijven lastig vallen met Europa en Zeus.
In het pas uit gekomen aardige boekje “Typisch Nederland” van Maarten van Rossum stelt hij de uitzinnige waanzin aan de orde die de Nederlander bevangt wanneer het Nederlands elftal moet voetballen en wanneer het koningshuis in opspraak is. Ik zal Carla en Gerard op onze volgende reis vragen waarom 99% van onze bevolking een oranjegen bezit. Tot nader bericht.
NRC Handelsblad
Als lezer van dit dagblad doe ik soms mee aan allerlei quizzen en prijsvragen. De Achterpagina riep nu op om een persoolijk lijstje samen te stellen, maximaal 120 woorden en het onderwerp is vrij. Vóór 20 dec opsturen naar achterpagina@nrc.nl . Mijn lijstje heb ik al opgestuurd, precies 120 woorden dankzij Erica die geweldig is met inkorten.
Wat mijn dag goedmaakt:
Overstekende ganzen die geregeld stilstaan en alle automobilisten laten wachten.
Meiden van dertien in de supermarkt die tegen me lachen.
Op de fiets naar Zutphen en dan de wind heen èn terug mee.
Een Hollands tafereeltje. Naar het dorp fietsend zie ik een jonge moeder met de kleinste voorop, de volgende achterop en de oudste op eigen fietsje rechts. Volle fietstassen en dan nog een hond aan de lijn.
In het donker de NRC halen en dan keihard de roep van de bosuil horen, daarmee goedmakend dat de krant er nog niet is.
In het voorjaar met het pontje de IJssel over en dan de boer zien die om het nest van de Grutto heen maait.
Wat mijn dag goedmaakt:
Overstekende ganzen die geregeld stilstaan en alle automobilisten laten wachten.
Meiden van dertien in de supermarkt die tegen me lachen.
Op de fiets naar Zutphen en dan de wind heen èn terug mee.
Een Hollands tafereeltje. Naar het dorp fietsend zie ik een jonge moeder met de kleinste voorop, de volgende achterop en de oudste op eigen fietsje rechts. Volle fietstassen en dan nog een hond aan de lijn.
In het donker de NRC halen en dan keihard de roep van de bosuil horen, daarmee goedmakend dat de krant er nog niet is.
In het voorjaar met het pontje de IJssel over en dan de boer zien die om het nest van de Grutto heen maait.
Saturday, December 11, 2004
Thursday, December 09, 2004
9 december 1904
This morning had a very good start.
Like every day I begin with starting up the computer and now I received a nice e-mail from our friend Jeremy from London, with a wonderful picture. I remember when he took this picture, it was at the exposition “Een Zeldzame Weelde” four years ago in Gent in the Museum voor Schone Kunsten . It was the first reaction at my blog in English!
Jeremy phoned me yesterday and asked me what I was doing, so I will tell him.
First starting the computer and looking to my e-mail. Having breakfast with Erica. Then we went to Zutphen for our singing lesson by our friend Lennerd Oosthoek.
Like every time we start with very simple songs:
Since singing is so good a thing
I wish all men would learn to sing.
Je cherche fortune, au tour du Chat Noir
Au clair de la lune, a Montmartre!
Je cherche fortune, au tour du Chat Noir
Au clair de la lune, à Montmartre le soir.
Then we went to Schubert and other stuff!
After singing, Erica went to the Hospital in Deventer for a check up, she was very well and I had to write my bloc. Thank you Jeremy for your reaction.
Like every day I begin with starting up the computer and now I received a nice e-mail from our friend Jeremy from London, with a wonderful picture. I remember when he took this picture, it was at the exposition “Een Zeldzame Weelde” four years ago in Gent in the Museum voor Schone Kunsten . It was the first reaction at my blog in English!
Jeremy phoned me yesterday and asked me what I was doing, so I will tell him.
First starting the computer and looking to my e-mail. Having breakfast with Erica. Then we went to Zutphen for our singing lesson by our friend Lennerd Oosthoek.
Like every time we start with very simple songs:
Since singing is so good a thing
I wish all men would learn to sing.
Je cherche fortune, au tour du Chat Noir
Au clair de la lune, a Montmartre!
Je cherche fortune, au tour du Chat Noir
Au clair de la lune, à Montmartre le soir.
Then we went to Schubert and other stuff!
After singing, Erica went to the Hospital in Deventer for a check up, she was very well and I had to write my bloc. Thank you Jeremy for your reaction.
Tuesday, December 07, 2004
Louisiana, november 2004
Bankbiljetten die uit een casino bij Baton Rouge waren geroofd, zijn door bevers verwerkt in een dam. De politie ontving een tip dat de dief het geld in een riviertje had gegooid. Twee geldzakken werden in het water gevonden. De derde zak bleef spoorloos totdat de sheriffs de beverdam afgroeven. Daarbij kwam het geld tevoorschijn en alle biljetten bleken nog heel!
Monday, December 06, 2004
Zeus en Europa
Deze twee zullen nog dikwijls terug komen in mijn blog omdat ik verwacht het ras van stier Zeus niet eenvoudig te kunnen vaststellen.
Classicus Stephan de Vries uit Deventer en Galerie Aelbrecht uit Rotterdam hebben me weer een stapje verder gebracht om Zeus als stier te ontmaskeren. Het gaat mij er om welk runderras de makers van het verhaal over Europa en Zeus voor ogen hebben gehad toen zij dit mooie verhaal voor de Griekse mythologie bedachten.
Aelbrecht zal Marleen Felius met mijn vraag confronteren als zij weer in Nederland is, op dit moment is ze in Brazilië. Stephan bracht een stapel boeken voor me mee. In The Greek Myths deel 1 van Robert Graves op pagina 194 staat onder het hoofdstuk
Europe and Cadmus:
… b. Zeus falling in love with Europe, sent Hermes to drive Agenor’s cattle down to the seashore at Tyre, where she and her companions used to walk. He himself joined the herd, disguised as a snow-white bull with great dewlaps and small, gem-like horns, between which ran a single black steak. Europa was struck by his beauty and, on finding him gentle as a lamb, mastered her fear and began to play with him, putting flowers in his mouth and hanging garlands on his horns….
Evenals in andere versies van deze mythe is de stier wit en heeft kleine (ik vertaal nu vrij en creatief) doorschijnende glinsterende horens. Ook heeft de stier grote halskwabben zoals we die kennen van Afrikaanse rassen.
De periode waarin het verhaal ontstond moet zo 800 tot 500 v. Chr. zijn geweest.
Foenicië (het land van Agenor) uit die tijd is het huidige Libanon en Israël. Waarschijnlijk kunnen de verhalenvertellers ook gedacht hebben aan runderrassen uit Griekenland en Italië.
Vele kunstenaars hebben Europa en de stier vereeuwigd. Het oudst is een reliëf van ca. 550 v.Chr. in het museum van Palermo waar mijn zoon Michiel me op wees. Deze stier heeft trouwens wel grote hoorns.
Mijn zoon Thijlbert wees me erop dat alle runderrassen voortgekomen zijn uit het Oerrund en stuurde een link mee naar de Salle des Taureaux <http://www.culture.gouv.fr/culture/arcnat/lascaux/fr/f-st.htm> in Lascaux:http://www.culture.gouv.fr/culture/arcnat/lascaux/en/f-st.htm
deze stieren zijn 17.000 jaar oud.En een link naar Chauvet-pont-d'arc, een bison van 32.000 jaar geleden.http://www.culture.gouv.fr/culture/arcnat/chauvet/en/zmpt17-03.htm
Wat Thijlbert schrijft is natuurlijk juist en vindt je ook bij Felius.
Intrigerend van deze prachtige oerrunderen is dat zij veel groter waren dan al onze huidige rassen. Door de domesticatie van het rund is het dier in de loop van voorbije millennia zeker tweemaal zo klein geworden. Ik heb zelf wel een idee wat daar de oorzaak van is, maar moet eerst wat meer zekerheid hebben om daarover te schrijven hier. Zoals jullie zien stuur ik nog een prachtig plaatje mee dat Thijlbert meezond.
Classicus Stephan de Vries uit Deventer en Galerie Aelbrecht uit Rotterdam hebben me weer een stapje verder gebracht om Zeus als stier te ontmaskeren. Het gaat mij er om welk runderras de makers van het verhaal over Europa en Zeus voor ogen hebben gehad toen zij dit mooie verhaal voor de Griekse mythologie bedachten.
Aelbrecht zal Marleen Felius met mijn vraag confronteren als zij weer in Nederland is, op dit moment is ze in Brazilië. Stephan bracht een stapel boeken voor me mee. In The Greek Myths deel 1 van Robert Graves op pagina 194 staat onder het hoofdstuk
Europe and Cadmus:
… b. Zeus falling in love with Europe, sent Hermes to drive Agenor’s cattle down to the seashore at Tyre, where she and her companions used to walk. He himself joined the herd, disguised as a snow-white bull with great dewlaps and small, gem-like horns, between which ran a single black steak. Europa was struck by his beauty and, on finding him gentle as a lamb, mastered her fear and began to play with him, putting flowers in his mouth and hanging garlands on his horns….
Evenals in andere versies van deze mythe is de stier wit en heeft kleine (ik vertaal nu vrij en creatief) doorschijnende glinsterende horens. Ook heeft de stier grote halskwabben zoals we die kennen van Afrikaanse rassen.
De periode waarin het verhaal ontstond moet zo 800 tot 500 v. Chr. zijn geweest.
Foenicië (het land van Agenor) uit die tijd is het huidige Libanon en Israël. Waarschijnlijk kunnen de verhalenvertellers ook gedacht hebben aan runderrassen uit Griekenland en Italië.
Vele kunstenaars hebben Europa en de stier vereeuwigd. Het oudst is een reliëf van ca. 550 v.Chr. in het museum van Palermo waar mijn zoon Michiel me op wees. Deze stier heeft trouwens wel grote hoorns.
Mijn zoon Thijlbert wees me erop dat alle runderrassen voortgekomen zijn uit het Oerrund en stuurde een link mee naar de Salle des Taureaux <http://www.culture.gouv.fr/culture/arcnat/lascaux/fr/f-st.htm> in Lascaux:http://www.culture.gouv.fr/culture/arcnat/lascaux/en/f-st.htm
deze stieren zijn 17.000 jaar oud.En een link naar Chauvet-pont-d'arc, een bison van 32.000 jaar geleden.http://www.culture.gouv.fr/culture/arcnat/chauvet/en/zmpt17-03.htm
Wat Thijlbert schrijft is natuurlijk juist en vindt je ook bij Felius.
Intrigerend van deze prachtige oerrunderen is dat zij veel groter waren dan al onze huidige rassen. Door de domesticatie van het rund is het dier in de loop van voorbije millennia zeker tweemaal zo klein geworden. Ik heb zelf wel een idee wat daar de oorzaak van is, maar moet eerst wat meer zekerheid hebben om daarover te schrijven hier. Zoals jullie zien stuur ik nog een prachtig plaatje mee dat Thijlbert meezond.
Subscribe to:
Posts (Atom)