Monday, February 27, 2006
Drie interviews.
Ik kom nog even terug op mijn weblog entry van gisteren (In Rotterdam). De drie interviews van Pieter Steinz met de genoemde auteurs hadden wel wat meer aandacht mogen krijgen.
Allereerst Annelies Verbeke, zelf vind ik vooral het tweede deel van haar roman Reus zeer sterk. Verbeke beschrijft daarin de reis van de (knettergekke) zusters Hannah en Kim naar Australiƫ. Het is een ijzersterke persiflage op de moderne mens(toerist) die in het wilde weg de wereld rondreist naar de volgende esoterische beleving en op zoek zegt te zijn naar z'n ik of identiteit. Zo gaan de twee zusters de Australische woestijn in op zoek naar hun MOEDER! Ze komen bij de monoliet en in aanraking met aboriginalvrouwen. Steinz vroeg aan Verbeke of zij zich hier toch niet te ver van de realiteit verwijderde. Ik vond dat zelf juist zo goed van Verbeke, bij de "gekken" die ze beschrijft kent de waanzin echt geen grenzen. Annelies Verbeke gaf dat in haar antwoord aan Steinz ook heel duidelijk aan. Voor mij de genoegdoening dat ik als oude man zo'n hypermoderne auteur toch begrepen had.
Als tweede Hagar Peeters, zij was echt sterk en zelfverzekerd in dit interview. Haar antwoorden waren niet alleen terzake maar dikwijls ook om over na te denken. Ik geef hieronder het eerste gedicht uit haar laatste bundel, dat ze op verzoek voorlas.
In het derde interview met Johannes van Dam, over De dikke van Dam viel mij op dat hij net als ik een liefhebber van bloedworst is. Hij vertelde dat hij een antwoord had bedacht op de altijd wederkerende vraag 'wat vindt u nou het lekkerst?'. Zijn antwoord is dan aardappelpuree! Bedenk wel dat een goede aardappelpuree een kunst is. Van Dam gaf het publiek gelijk dat foie gras in deze tijd niet meer kan, hij eet het zelf ook niet meer. Voor de liefhebbers: er komt ook een Kleine Johannes!
Tot slot dan nogmaals Hagar:
VANNACHT KWAM IK MIJN OUDERS TEGEN
Vannacht kwam ik mijn ouders tegen,
twee bleke schimmen die naar elkaar
toe negen in het witte licht van een lantaarn.
Aan hun geluk te zien kon ik nog niet
geboren zijn. Ze waren jong en heel verliefd.
Een groot verdriet bedroefde mij
omdat ik wist hoe het zou verdergaan.
Zij schaterde om iets dat hij haar toegefluisterd had.
Hij lachte hard zoals hij nog vaak doet.
We wisselden een beleefde groet
En daarna scheidden zich weer onze wegen.
'Wacht maar', riep ik hen na,
wij komen elkaar nog wel eens tegen.
Gearmd gingen ze zwijgend om een hoek.
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment