Wednesday, January 11, 2006

Ietje, 1955.


We wonnen een foto bij een echte fotograaf en ik weet niet meer waarvoor. Een klein joods meisje, ik moest bukken of haar optillen. Nee, niet ìn bed, maar òp bed en praten. We zagen elkaar bijna dagelijks. Praten, praten en nog eens praten maar nooit over het verleden. Over de doden werd in de jaren vijftig niet gesproken, met geen woord. Ietje, een schatje, ik verloor haar uit oog toen ze een joodse student leerde kennen. Ik huil als ik bedenk dat ze later het verleden toch nog wel tegengekomen zal zijn. Voor haar het mooiste gedicht van Neeltje Maria Min. Je moet Ietje dan zien als de schrijfster èn als het kind.

Familieberichten.

Mijn moeder is mijn naam vergeten,
mijn kind weet nog niet hoe ik heet.
Hoe moet ik mij geborgen weten?

Noem mij, bevestig mijn bestaan,
laat mijn naam zijn als een keten.
Noem mij, noem mij, spreek mij aan,
o, noem mij bij mijn diepste naam.

Voor wie ik lief heb wil ik heten.

1 comment:

Anonymous said...

Hey, Willem!
I like the photograph.
I didn't realise what a handsome man you were. Of course you are still a magnificent subject for a photograph... but this picture is a revelation.
I've been working hard since Lisa and I got back from Holland, so I've only seen our photos on the computer.
I've eaten the Drostes, drank the Alfa Edel Pils and am getting to work on the Pelikan Mocca.
Speak soon, I hope.
Jeremy