Wednesday, November 10, 2004
Rieka
Rieka.
In zijn Geheim Dagboek 1942-1944 schrijft Hans Warren over de laatste dagen voordat de Canadezen eind oktober 1944 vanuit Biervliet de Westerschelde zouden oversteken. Het Dijkhuis van de Warrens te Borssele lag in de vuurlinie.
Hans Warren beschrijft hoe de jonge boer Piet de huisraad van de Warrens weghaalt om hen tijdelijk naar een veiliger plaats te brengen. Ik citeer uit het genoemde dagboek:
“Opeens kwam er weer een hevige beschieting met granaten, de scherven spatten om ons heen. Piet, als een goede boer, was erg bezorgd voor zijn paard dat stond te briesen en rukken van angst..... Piet wou ons dwingen om door te werken vanwege zijn paard en dan snel weg....... Ik wist nu dat ik heel bang kon worden.....en ik bewonderde Piet die waarschijnlijk nog koelbloediger uitgevallen is dan ik”
Die koelbloedige boer Piet, die op de zeedijk bij zijn paard bleef tijdens de beschietingen was mijn oom Piet Dekker, de jongste broer van mijn moeder. Oom Piet woonde als laatste van de kinderen nog bij zijn vader op de boerderij.
Het paard was de merrie Rieka, het lievelingspaard van mijn grootvader. Rieka was wat slanker en sneller dan de andere paarden en kon daarom ook goed voor de Tilbury. Wat Hans Warren hier beschrijft speelde zich enkele dagen eerder af dan mijn verhaal over Tona. Ik herinner me nog goed dat Hans en Oom Piet de avond van die dag in de grote kelder van de boerderij van mijn grootvader kwamen kijken waar onder anderen mijn ouders en tweelingbroer Piet waren ondergebracht, voordat wij naar Wolfhaartsdijk zouden gaan. Zij besloten op de zolder van de boerderij te gaan slapen, zoals dat ook in het dagboek valt te lezen.
Rieka werd een of twee dagen daarna alsnog door de Duitsers gevorderd en door de soldaten meegenomen op hun vlucht naar huis.
Er waren door het Duitse opperbevel afspraken gemaakt hoeveel paarden een boer, afhankelijk van de grootte van de boerderij, mocht houden. In de laatste oorlogsdagen trokken de vluchtende soldaten zich daar natuurlijks niets van aan.
Weken later hoorde mijn grootvader ’s nacht geluiden in de paardestal. De paardestal ligt in Zeeuwse boerderijen direct tegen het woonhuis. Toen mijn grootvader daar kwam stond Rieka, keurig op haar eigen plaats. Ze had kennelijk met haar lippen de klink van de staldeur opgelicht en was op haar plaats gaan staan in afwachting van haar portie voer. Mijn grootvader en oom Piet besloten die nacht dat Rieka nooit meer hoefde te werken. Onder “niet meer werken” moet u hier verstaan, niet meer voor de ploeg in die Zeeuwse klei.
Rieka was broodmager haar ribben waren te zien en dat hoort niet bij een Zeeuwse koudbloed, ze had alleen haar halster aan. Ze moet uit Duitsland door Brabant naar Zuid Beveland zijn terug gelopen. Wat er precies gebeurd is zullen we natuurlijk nooit weten. Opmerkelijk is dat in diezelfde dagen de hengst Nico van Melo met nog flarden tuig achter zich aan op dezelfde manier terug kwam. Nico was echter veel vlugger thuis dan Rieka. Hengsten als Nico zijn de makheid zelve, behalve wanneer je iets verkeerd doet. De soldaten zullen even niet goed met hem zijn omgegaan en Nico heeft toen laten zien wat hij kon, sloeg de zaak aan flarden en ging terug naar huis. Nico was toen in Zeeland al een legende. De mooiste en beste hengst die er ooit op Zuid-Beveland is gefokt. Hij stond bij de familie de Jager in Kruiningen, in 1935 geboren en 1939 kampioen van Nederland.
Grootvader Dekker en Oom Piet hielden hun woord, Rieka heeft nog veel gedaan maar voor de ploeg is ze nooit meer geweest. De eerste jaren na de oorlog won Rieka op koninginnedag steeds het Ringsteken en Stoeltjerijen in Borssele. Het ringsteken en het stoeltjerijden te paard was en is op Walcheren en Zuid-Beveland een traditioneel volksspel. In ’45 en ’46 was het hèt vermaak op feestdagen. De deelnemers waren vrijgezelle-boerenzonen en de huwbare meiden stonden langs de kant. De paarden waren prachtig opgemaakt met dikwijls bloemen in de manen en staart(je!).
Het stoeljesrijden is een stoelendans op de ongezadelde paarden rondom de muziektent waar de fanfare speelt Er is één stoel minder dan het aantal paarden zodat er steeds één ruiter afvalt Op het moment dat plotseling de fanfare stilvalt moet de ruiter zijn galopperend paard stil laten staan, afstijgen en met het paard aan de hand een stoel bemachtigen.
Lang voor koninginnedag begonnen Oom Piet en ik met de training. Achter de boerderij kwam een tafeltje met twee stoelen. Op een koffergramofoon werd marsmuziek door mij gedraaid, Rieka gallopeerde in een grote cirkel om het tafeltje en de twee stoeltjes, het vrije stoeltje werd steeds op een andere plaats gezet. Ze leerde onmiddellijk stil te staan als ik de naald van de plaat te haalde en als Oom Piet van haar rug was samen met hem naar de lege stoel te draven. Rieka trok Oom Piet mee naar ‘t vrije stoeltje ze wist precies wat er moest gebeuren.
Toen ik eind jaren negentig bij de begrafenis van Oom Piet over zijn moed en zijn zorg voor Rieka vertelde kwamen verschillende kameraden van toen naar me toe. De inmiddels niet meer jonge Job Smit zei “noe begriepe wu eindlik wirrom ‘die altied won!”
In zijn Geheim Dagboek 1942-1944 schrijft Hans Warren over de laatste dagen voordat de Canadezen eind oktober 1944 vanuit Biervliet de Westerschelde zouden oversteken. Het Dijkhuis van de Warrens te Borssele lag in de vuurlinie.
Hans Warren beschrijft hoe de jonge boer Piet de huisraad van de Warrens weghaalt om hen tijdelijk naar een veiliger plaats te brengen. Ik citeer uit het genoemde dagboek:
“Opeens kwam er weer een hevige beschieting met granaten, de scherven spatten om ons heen. Piet, als een goede boer, was erg bezorgd voor zijn paard dat stond te briesen en rukken van angst..... Piet wou ons dwingen om door te werken vanwege zijn paard en dan snel weg....... Ik wist nu dat ik heel bang kon worden.....en ik bewonderde Piet die waarschijnlijk nog koelbloediger uitgevallen is dan ik”
Die koelbloedige boer Piet, die op de zeedijk bij zijn paard bleef tijdens de beschietingen was mijn oom Piet Dekker, de jongste broer van mijn moeder. Oom Piet woonde als laatste van de kinderen nog bij zijn vader op de boerderij.
Het paard was de merrie Rieka, het lievelingspaard van mijn grootvader. Rieka was wat slanker en sneller dan de andere paarden en kon daarom ook goed voor de Tilbury. Wat Hans Warren hier beschrijft speelde zich enkele dagen eerder af dan mijn verhaal over Tona. Ik herinner me nog goed dat Hans en Oom Piet de avond van die dag in de grote kelder van de boerderij van mijn grootvader kwamen kijken waar onder anderen mijn ouders en tweelingbroer Piet waren ondergebracht, voordat wij naar Wolfhaartsdijk zouden gaan. Zij besloten op de zolder van de boerderij te gaan slapen, zoals dat ook in het dagboek valt te lezen.
Rieka werd een of twee dagen daarna alsnog door de Duitsers gevorderd en door de soldaten meegenomen op hun vlucht naar huis.
Er waren door het Duitse opperbevel afspraken gemaakt hoeveel paarden een boer, afhankelijk van de grootte van de boerderij, mocht houden. In de laatste oorlogsdagen trokken de vluchtende soldaten zich daar natuurlijks niets van aan.
Weken later hoorde mijn grootvader ’s nacht geluiden in de paardestal. De paardestal ligt in Zeeuwse boerderijen direct tegen het woonhuis. Toen mijn grootvader daar kwam stond Rieka, keurig op haar eigen plaats. Ze had kennelijk met haar lippen de klink van de staldeur opgelicht en was op haar plaats gaan staan in afwachting van haar portie voer. Mijn grootvader en oom Piet besloten die nacht dat Rieka nooit meer hoefde te werken. Onder “niet meer werken” moet u hier verstaan, niet meer voor de ploeg in die Zeeuwse klei.
Rieka was broodmager haar ribben waren te zien en dat hoort niet bij een Zeeuwse koudbloed, ze had alleen haar halster aan. Ze moet uit Duitsland door Brabant naar Zuid Beveland zijn terug gelopen. Wat er precies gebeurd is zullen we natuurlijk nooit weten. Opmerkelijk is dat in diezelfde dagen de hengst Nico van Melo met nog flarden tuig achter zich aan op dezelfde manier terug kwam. Nico was echter veel vlugger thuis dan Rieka. Hengsten als Nico zijn de makheid zelve, behalve wanneer je iets verkeerd doet. De soldaten zullen even niet goed met hem zijn omgegaan en Nico heeft toen laten zien wat hij kon, sloeg de zaak aan flarden en ging terug naar huis. Nico was toen in Zeeland al een legende. De mooiste en beste hengst die er ooit op Zuid-Beveland is gefokt. Hij stond bij de familie de Jager in Kruiningen, in 1935 geboren en 1939 kampioen van Nederland.
Grootvader Dekker en Oom Piet hielden hun woord, Rieka heeft nog veel gedaan maar voor de ploeg is ze nooit meer geweest. De eerste jaren na de oorlog won Rieka op koninginnedag steeds het Ringsteken en Stoeltjerijen in Borssele. Het ringsteken en het stoeltjerijden te paard was en is op Walcheren en Zuid-Beveland een traditioneel volksspel. In ’45 en ’46 was het hèt vermaak op feestdagen. De deelnemers waren vrijgezelle-boerenzonen en de huwbare meiden stonden langs de kant. De paarden waren prachtig opgemaakt met dikwijls bloemen in de manen en staart(je!).
Het stoeljesrijden is een stoelendans op de ongezadelde paarden rondom de muziektent waar de fanfare speelt Er is één stoel minder dan het aantal paarden zodat er steeds één ruiter afvalt Op het moment dat plotseling de fanfare stilvalt moet de ruiter zijn galopperend paard stil laten staan, afstijgen en met het paard aan de hand een stoel bemachtigen.
Lang voor koninginnedag begonnen Oom Piet en ik met de training. Achter de boerderij kwam een tafeltje met twee stoelen. Op een koffergramofoon werd marsmuziek door mij gedraaid, Rieka gallopeerde in een grote cirkel om het tafeltje en de twee stoeltjes, het vrije stoeltje werd steeds op een andere plaats gezet. Ze leerde onmiddellijk stil te staan als ik de naald van de plaat te haalde en als Oom Piet van haar rug was samen met hem naar de lege stoel te draven. Rieka trok Oom Piet mee naar ‘t vrije stoeltje ze wist precies wat er moest gebeuren.
Toen ik eind jaren negentig bij de begrafenis van Oom Piet over zijn moed en zijn zorg voor Rieka vertelde kwamen verschillende kameraden van toen naar me toe. De inmiddels niet meer jonge Job Smit zei “noe begriepe wu eindlik wirrom ‘die altied won!”
Beloftes
Zeker zal ik me aan mijn beloftes houden. Het verhaal over Rieka komt dan ook vandaag nog op mijn blog.
Het probleem was dat ik eerst helderheid over de stier van Zeus wilde, maar zover is het nog niet. We houden het dan ook voorlopig nog op de Chianina waar u al wat van te zien kreeg. Ik hoop Marleen Felius van RUNDVEE - rassen van de wereld te spreken te kunnen krijgen en dan leest u weer van me. Ook speur ik naar het veronderstelde Religie-Gen wat gelovigen wel of niet bezitten. We wachten af, als u denkt dat gen te bezitten ruim ik graag een plaatsje op mijn blog voor u in!
Het probleem was dat ik eerst helderheid over de stier van Zeus wilde, maar zover is het nog niet. We houden het dan ook voorlopig nog op de Chianina waar u al wat van te zien kreeg. Ik hoop Marleen Felius van RUNDVEE - rassen van de wereld te spreken te kunnen krijgen en dan leest u weer van me. Ook speur ik naar het veronderstelde Religie-Gen wat gelovigen wel of niet bezitten. We wachten af, als u denkt dat gen te bezitten ruim ik graag een plaatsje op mijn blog voor u in!
Saturday, November 06, 2004
De Chianina stier Deodato.
Ets uit 1937.
Reacties
Aardige reacties over mijn blog wil ik natuurlijk graag beantwoorden.
Maria Dolphijn van de schaakclub Lochem lijkt toch wel een groter schaakgehalte van me te verwachten. Dat begrijp ik heel goed, Maria is evenals ikzelf overtuigd van het nut van schaken en ze denkt waarschijnlijk “Kom op Willem, maak met je blog wat extra reclame voor onze geliefde sport” Voor Maria plaats ik dan ook het stukje “Een echte Schaker” ik hoop dat het haar pleziert. Ik moet er wel bij aantekenen dat volgens mijn vrouw Erica, het zwijgen van de luidsprekers ook kwam omdat ik zelf een van mijn zeldzame woedeaanvallen over de kampleiding uitstortte en Erica heeft altijd gelijk.
Gerard Burgers schrijft me:
Zeus hád iets met runderen. En niet alleen in het verhaal van Europa en de stier. Op een keer was Zeus aan het spelen met de schone Io. Zijn jaloerse echtgenote Hera krijgt daar de lucht van en komt poolshoogte nemen. Om niet betrapt te worden verandert Zeus Io bliksemsnel in een koe, waarna het verhaal een andere wending krijgt.
Daarnaast is er het overbekende Romeinse spreekwoord: Quod licet Iovi, non licet bovi, oftewel: Wat is toegestaan aan Zeus, is niet toegestaan aan een rund.
In de “koeienbijbel” van Marleen Felius “RUNDVEE rassen van de wereld” denk ik de oplossing van Zeus voorkeur voor koeien gevonden te hebben. Zeus als de grootste aller goden, koos natuurlijk het grootste dier. Felius schrijft dat het oerrund (dat veel groter was dan onze huidige koeien) in Europa het grootste dier was ook voor de Grieken en Romeinen totdat zij kennis maakten met de Olifant. Dit zou wel eens zijn voorkeur kunnen verklaren. In ieder geval kom ik nog terug op het ras van de koeien van Zeus, dat was het weer voor nu.
Maria Dolphijn van de schaakclub Lochem lijkt toch wel een groter schaakgehalte van me te verwachten. Dat begrijp ik heel goed, Maria is evenals ikzelf overtuigd van het nut van schaken en ze denkt waarschijnlijk “Kom op Willem, maak met je blog wat extra reclame voor onze geliefde sport” Voor Maria plaats ik dan ook het stukje “Een echte Schaker” ik hoop dat het haar pleziert. Ik moet er wel bij aantekenen dat volgens mijn vrouw Erica, het zwijgen van de luidsprekers ook kwam omdat ik zelf een van mijn zeldzame woedeaanvallen over de kampleiding uitstortte en Erica heeft altijd gelijk.
Gerard Burgers schrijft me:
Zeus hád iets met runderen. En niet alleen in het verhaal van Europa en de stier. Op een keer was Zeus aan het spelen met de schone Io. Zijn jaloerse echtgenote Hera krijgt daar de lucht van en komt poolshoogte nemen. Om niet betrapt te worden verandert Zeus Io bliksemsnel in een koe, waarna het verhaal een andere wending krijgt.
Daarnaast is er het overbekende Romeinse spreekwoord: Quod licet Iovi, non licet bovi, oftewel: Wat is toegestaan aan Zeus, is niet toegestaan aan een rund.
In de “koeienbijbel” van Marleen Felius “RUNDVEE rassen van de wereld” denk ik de oplossing van Zeus voorkeur voor koeien gevonden te hebben. Zeus als de grootste aller goden, koos natuurlijk het grootste dier. Felius schrijft dat het oerrund (dat veel groter was dan onze huidige koeien) in Europa het grootste dier was ook voor de Grieken en Romeinen totdat zij kennis maakten met de Olifant. Dit zou wel eens zijn voorkeur kunnen verklaren. In ieder geval kom ik nog terug op het ras van de koeien van Zeus, dat was het weer voor nu.
Een echte Schaker.
Een van m’n leukste ervaringen met schaken is uit de jaren zestig. Met vrouw en kleine kinderen stonden we op een fantastisch naturistenterrein in Zwitserland aan een prachtig meer.
Helaas had dit terrein ook enkele grote nadelen, ‘s morgens om zeven uur al liet de bazin Elsi ons, via luidsrekers horen hoe die Goldene Sonne stond te stralen (wij kennen dat lied ook: Ontwááákt, ontwááákt de morgen breekt aan....). Wij vonden dat helemaal niet leuk als het regende en zeker niet om zeven uur ’s morgens.
Geen enkele terrein bezoeker wist vijf minuten na aankomst nog niet dat we hier te maken hadden met een zeer strikt vegetarisch terrein, geen alcohol, niet roken enz.
Mij jaag je met zoiets in de hoogste boom. Ik ben onmiddellijk bereid weer te gaan roken, alcoholist te worden, alle luidsprekers te gaan slopen en een enorm vuur met een compleet varken aan het spit te organiseren.
Dus snel in de auto om enkele dozen wijn te gaan kopen. Direct buiten de poort werden we al gerustgesteld wat het roken betreft, hier stond een grote schare naaktlopers met een broekje aan een “gezonde” rookwolk te produceren waar een flinke fabrieksschoorsteen jaloers op kon zijn.
Dan op naar het eerste beste restaurant om een vleesschotel te bestellen. Nog nooit zoiets meegemaakt, hier zaten zowat alle resterende naturisten keurig in ’t pak achter schnitzels zo groot als wij ze nog nooit hadden gezien. Hé, hé ook dat was dus in orde en in elke tent konden we zoveel wijn komen drinken als we maar lusten kregen we van ze te horen.
Nu nog die Goldene Sonne. Dat kwam onverwachts.
In zowat alle kampeervakanties staat mijn schaakbord voor onze tent, onder het motto “je weet maar nooit”. Zo ook deze keer en ja hoor ik had weer eens beet.
Bij Elsi waren drie Hongaren in dienst en twee van hen werden door mijn bord met klok aangetrokken als bijen op de honing. Zo gauw er een vrij was zat ie bij mij voor de tent 5 minuten-partijtjes te spelen. Omdat ik zeker in deze niet hun mindere was bleven ze komen. Toen hen duidelijk was geworden dat ik niet “een huis-, tuin- en keukenschaker ”was, vroeger ze of ook hun oudere vriend (de derde dus) eens mocht komen. Natuurlijk kon dat, zij vertelden dat hij een belangrijk man was geweest in het verzet tegen de Russen. Het werd mij duidelijk dat zij groot ontzag voor hem hadden en zeker ook als schaker. Echter er bleek nog een probleem te zijn.
Iemand als hij kon je toch geen “ordinaire” vluggertjes van 5 minuten aanbieden?
Natuurlijk vond ik dat ook en stelde een tafel met stoelen en een partij van vier uren voor. Ook notatieformulieren had ik!
Zo kwam ik ’s avond tegenover een echte Hongaarse schaker te zitten. De partij werd remise. Toen ze de dag daarop een glas wijn kwamen drinken, kreeg ik de kans mijn Sonne-probleem met ze bespreken.
De volgende morgen zwegen de luidsprekers!
Hierbij dank ik deze drie Hongaarse schaakvrienden nogmaals voor de fantastische vakantie die volgde.
Willem Duvekot.
Helaas had dit terrein ook enkele grote nadelen, ‘s morgens om zeven uur al liet de bazin Elsi ons, via luidsrekers horen hoe die Goldene Sonne stond te stralen (wij kennen dat lied ook: Ontwááákt, ontwááákt de morgen breekt aan....). Wij vonden dat helemaal niet leuk als het regende en zeker niet om zeven uur ’s morgens.
Geen enkele terrein bezoeker wist vijf minuten na aankomst nog niet dat we hier te maken hadden met een zeer strikt vegetarisch terrein, geen alcohol, niet roken enz.
Mij jaag je met zoiets in de hoogste boom. Ik ben onmiddellijk bereid weer te gaan roken, alcoholist te worden, alle luidsprekers te gaan slopen en een enorm vuur met een compleet varken aan het spit te organiseren.
Dus snel in de auto om enkele dozen wijn te gaan kopen. Direct buiten de poort werden we al gerustgesteld wat het roken betreft, hier stond een grote schare naaktlopers met een broekje aan een “gezonde” rookwolk te produceren waar een flinke fabrieksschoorsteen jaloers op kon zijn.
Dan op naar het eerste beste restaurant om een vleesschotel te bestellen. Nog nooit zoiets meegemaakt, hier zaten zowat alle resterende naturisten keurig in ’t pak achter schnitzels zo groot als wij ze nog nooit hadden gezien. Hé, hé ook dat was dus in orde en in elke tent konden we zoveel wijn komen drinken als we maar lusten kregen we van ze te horen.
Nu nog die Goldene Sonne. Dat kwam onverwachts.
In zowat alle kampeervakanties staat mijn schaakbord voor onze tent, onder het motto “je weet maar nooit”. Zo ook deze keer en ja hoor ik had weer eens beet.
Bij Elsi waren drie Hongaren in dienst en twee van hen werden door mijn bord met klok aangetrokken als bijen op de honing. Zo gauw er een vrij was zat ie bij mij voor de tent 5 minuten-partijtjes te spelen. Omdat ik zeker in deze niet hun mindere was bleven ze komen. Toen hen duidelijk was geworden dat ik niet “een huis-, tuin- en keukenschaker ”was, vroeger ze of ook hun oudere vriend (de derde dus) eens mocht komen. Natuurlijk kon dat, zij vertelden dat hij een belangrijk man was geweest in het verzet tegen de Russen. Het werd mij duidelijk dat zij groot ontzag voor hem hadden en zeker ook als schaker. Echter er bleek nog een probleem te zijn.
Iemand als hij kon je toch geen “ordinaire” vluggertjes van 5 minuten aanbieden?
Natuurlijk vond ik dat ook en stelde een tafel met stoelen en een partij van vier uren voor. Ook notatieformulieren had ik!
Zo kwam ik ’s avond tegenover een echte Hongaarse schaker te zitten. De partij werd remise. Toen ze de dag daarop een glas wijn kwamen drinken, kreeg ik de kans mijn Sonne-probleem met ze bespreken.
De volgende morgen zwegen de luidsprekers!
Hierbij dank ik deze drie Hongaarse schaakvrienden nogmaals voor de fantastische vakantie die volgde.
Willem Duvekot.
Tuesday, November 02, 2004
Een Stoel
Mijn blog achtervolgt me. Zonder blog realiseer ik me minder dat er allerlei dingen in de wereld plaatsvinden waar ik mijn aandacht aan moet/wil besteden. Mijn blog beschermt me dus tegen onachtzaamheid.
Actueel op dit moment zijn twee gebeurtenissen die nu voorrang krijgen:
1. de prachtige tentoonstelling van Klaas Gubbels in het Arnhems Museum, dat al een poos “ Museum voor Moderne Kunst Arnhem” heet en
2. wat er de laatste dagen allemaal over schaken wordt geschreven.
Voor de lezers van mijn vorige stukjes: Zeus en Europa ben ik echt niet vergeten er wordt aan gewerkt. Michiel in Toronto stuurde me zelfs al plaatjes van enorm grote Chianita stieren. Ik zal jullie niet teleurstellen.
Eerst Klaas Gubbels dus. Afgelopen zaterdagmiddag zaten Erica en ik al gauw aan een heerlijke lunch in het Museum in Arnhem om daarna de grote expositie over Klaas Gubbels te gaan zien.
Het Museum in Arnhem heeft duidelijk een grote liefde en bewondering voor Gubbels. Alle zalen op de begane grond waren voor hem ingericht en het was echt genieten, de tentoonstelling heet dan ook “ Gubbels totaal”.
Natuurlijk genoten we van de kunst, dat doen we al ons leven lang, maar ik heb als hartpatiënt ook een grote vaardigheid ontwikkeld in het vinden van een zitplaats. Zo belandde ik in de eerste zaal al snel op een stoel waarvan we ons afvroegen of ik daar wel op mocht zitten. De stoel was gesigneerd door de kunstenaar zelf en was duidelijk een object van de tentoonstelling. Gubbels bleek drie series van 15 stoelen gemaakt te hebben voor het museum die te koop zijn en na afloop van de expositie afgehaald kunnen worden door de kopers. De stoelen dienen tot het eind van de tentoonstelling als zitplaatsen. Wij waren zeer gecharmeerd van de serie waar de bovenkant van de rugleuning een soort kroon vormt. Van deze serie waren er nog twee niet verkocht en Erica koos van die twee de mooiste. Als u voor eind januari het Museum in Arnhem bezoekt kunt u op onze stoel gaan zitten!
Van Klaas Gubbels naar het schaken is een kleine overgang, want in vele schilderijen is het schaakbord prominent aanwezig. Gubbels is duidelijk een schaker.
Thuisgekomen uit Arnhem werd ik door de voorpagina van het katern “Wetenschap & Onderwijs” van het NRC Handelsblad ook flink op het schaken gedrukt. De voorpagina wordt gevuld met een artikel over “De erotiek van de geeuw”. Wetenschapsjournalist Dirk van Delft schrijft over Wolter Seuntjes die cum laude promoveerde op het proefschrift On Yawning or The Hidden Sexuality of the Human Yawn. Van Delft’s artikel begint als volgt:
‘Toen Wolter Seuntjes vijftien jaar was, nodigde een knappe vrijgezelle jongedame de scholier uit om haar schaken te leren. Na afloop van zo’n schaakles, tamelijk laat in de avond, begon ze te geeuwen en nodigde ze Wolter uit haar te helpen met het bed op te maken’.
Wij mogen de afloop raden, Wolter Seuntjes is later in ieder geval wel sterk geïnteresseerd geraakt in de betekenis van de geeuw en vond daar ook een erotische component.. Alles niet gering als je bedenkt dat hij daarmee nu doctor in de psychologie is geworden.
Na het lezen van genoemd artikel keek ik via Internet nog even hoe het bij onze familie in Toronto was en ook nu weer het schaken! Op Michiels blog vond ik:
Thinking Machine
Thinking Machine 4 explores the invisible, elusive nature of thought. Play chess against a transparent intelligence, its evolving thought process visible on the board before you.
The artwork is an artificial intelligence program, ready to play chess with the viewer. If the viewer confronts the program, the computer's thought process is sketched on screen as it plays. A map is created from the traces of literally thousands of possible futures as the program tries to decide its best move. Those traces become a key to the invisible lines of force in the game as well as a window into the spirit of a thinking machine.
Thinking Machine 4: Play the Game
Posted by mduvekot at 09:47 PM Comments (1) TrackBack (0)
Onmiddellijk begon ik te spelen natuurlijk echt heel leuk.
Dat was het weer voor vandaag, tot de volgende keer.
Actueel op dit moment zijn twee gebeurtenissen die nu voorrang krijgen:
1. de prachtige tentoonstelling van Klaas Gubbels in het Arnhems Museum, dat al een poos “ Museum voor Moderne Kunst Arnhem” heet en
2. wat er de laatste dagen allemaal over schaken wordt geschreven.
Voor de lezers van mijn vorige stukjes: Zeus en Europa ben ik echt niet vergeten er wordt aan gewerkt. Michiel in Toronto stuurde me zelfs al plaatjes van enorm grote Chianita stieren. Ik zal jullie niet teleurstellen.
Eerst Klaas Gubbels dus. Afgelopen zaterdagmiddag zaten Erica en ik al gauw aan een heerlijke lunch in het Museum in Arnhem om daarna de grote expositie over Klaas Gubbels te gaan zien.
Het Museum in Arnhem heeft duidelijk een grote liefde en bewondering voor Gubbels. Alle zalen op de begane grond waren voor hem ingericht en het was echt genieten, de tentoonstelling heet dan ook “ Gubbels totaal”.
Natuurlijk genoten we van de kunst, dat doen we al ons leven lang, maar ik heb als hartpatiënt ook een grote vaardigheid ontwikkeld in het vinden van een zitplaats. Zo belandde ik in de eerste zaal al snel op een stoel waarvan we ons afvroegen of ik daar wel op mocht zitten. De stoel was gesigneerd door de kunstenaar zelf en was duidelijk een object van de tentoonstelling. Gubbels bleek drie series van 15 stoelen gemaakt te hebben voor het museum die te koop zijn en na afloop van de expositie afgehaald kunnen worden door de kopers. De stoelen dienen tot het eind van de tentoonstelling als zitplaatsen. Wij waren zeer gecharmeerd van de serie waar de bovenkant van de rugleuning een soort kroon vormt. Van deze serie waren er nog twee niet verkocht en Erica koos van die twee de mooiste. Als u voor eind januari het Museum in Arnhem bezoekt kunt u op onze stoel gaan zitten!
Van Klaas Gubbels naar het schaken is een kleine overgang, want in vele schilderijen is het schaakbord prominent aanwezig. Gubbels is duidelijk een schaker.
Thuisgekomen uit Arnhem werd ik door de voorpagina van het katern “Wetenschap & Onderwijs” van het NRC Handelsblad ook flink op het schaken gedrukt. De voorpagina wordt gevuld met een artikel over “De erotiek van de geeuw”. Wetenschapsjournalist Dirk van Delft schrijft over Wolter Seuntjes die cum laude promoveerde op het proefschrift On Yawning or The Hidden Sexuality of the Human Yawn. Van Delft’s artikel begint als volgt:
‘Toen Wolter Seuntjes vijftien jaar was, nodigde een knappe vrijgezelle jongedame de scholier uit om haar schaken te leren. Na afloop van zo’n schaakles, tamelijk laat in de avond, begon ze te geeuwen en nodigde ze Wolter uit haar te helpen met het bed op te maken’.
Wij mogen de afloop raden, Wolter Seuntjes is later in ieder geval wel sterk geïnteresseerd geraakt in de betekenis van de geeuw en vond daar ook een erotische component.. Alles niet gering als je bedenkt dat hij daarmee nu doctor in de psychologie is geworden.
Na het lezen van genoemd artikel keek ik via Internet nog even hoe het bij onze familie in Toronto was en ook nu weer het schaken! Op Michiels blog vond ik:
Thinking Machine
Thinking Machine 4 explores the invisible, elusive nature of thought. Play chess against a transparent intelligence, its evolving thought process visible on the board before you.
The artwork is an artificial intelligence program, ready to play chess with the viewer. If the viewer confronts the program, the computer's thought process is sketched on screen as it plays. A map is created from the traces of literally thousands of possible futures as the program tries to decide its best move. Those traces become a key to the invisible lines of force in the game as well as a window into the spirit of a thinking machine.
Thinking Machine 4: Play the Game
Posted by mduvekot at 09:47 PM Comments (1) TrackBack (0)
Onmiddellijk begon ik te spelen natuurlijk echt heel leuk.
Dat was het weer voor vandaag, tot de volgende keer.
Subscribe to:
Posts (Atom)